Voortdurend verwonderd en wijs
Van Olga Sedakova zijn tot op heden slechts afzonderlijke gedichten in Nederlandse vertaling verschenen, en dat is enigszins verwonderlijk, gelet op de unieke en belangrijke positie die haar lyrisch werk inneemt in het landschap van de hedendaagse Russische poëzie. Niet alleen als dichter, maar ook als theoloog en filoloog, essayist en vertaler van religieuze teksten en poëzie heeft deze vrouw haar sporen meer dan verdiend.
Olga Aleksandrovna Sedakova werd geboren in 1949 in Moskou, in een niet-literair en areligieus Sovjetgezin. Haar eerste schoolervaringen deed ze op in Beijing, waar het gezin anderhalf jaar verbleef omwille van haar vader, die er werkzaam was als militair ingenieur. Terug in Rusland bracht ze het resterende deel van haar kinderjaren door aan de zijde van haar kinderjuf en – vooral – haar grootmoeder. Deze twee biografische elementen spelen een grotere rol dan op het eerste gezicht lijkt. Want op school – en dus niet thuis – maakte de jonge Olga, dankzij enkele bepalende vriendschappen (en pas veel later dankzij de leerkrachten) kennis met poëzie, literatuur, muziek, schilderkunst en filosofie. Het was in de colorietvolle en onderling verschillende dialecten van grootmoeder en kinderjuf dat de Russische taal zich voor het eerst voordeed als een levend organisme, en pas door de biddende gezichten van deze vrouwen te zien kwam ze in aanraking met het religieuze. Religie, taal, poëzie en haar relatie tot de andere kunsten (vooral muziek en schilderkunst), en vriend-, mentor- of meesterschap (veel van haar gedichten en teksten draagt Sedakova uitdrukkelijk op aan bevriende kunstenaars en leermeesters) zijn dan ook thema’s die in haar hele oeuvre terugkeren. Over haar vroegste herinneringen bericht ze verder in het enigmatische en erg persoonlijke essay Похвала поэзии (‘Ode aan de poëzie’).
Aan de Moskouse Staatsuniversiteit mgu (1967-1973) besloot Sedakova om niet Russische literatuur maar linguïstiek te studeren, naar eigen zeggen omdat het ideologische discours in dit vakgebied minder diepe wortels slaat; ze specialiseerde zich in historische Russische taalkunde en Oudslavisch en kreeg les van grootheden als Michail Panov, Nikita Tolstoj en de voor haar uitermate belangrijke Sergej Averintsev. In Tartu verkeerde ze vervolgens in de structuralistische kringen rond de mythische figuur van Joeri Lotman. Zelf zegt ze over die tijd: ‘De gemeenschap van filologen, culturologen, filosofen, muzikanten vond ik veel interessanter dan de schrijverswereld.’* Ze promoveerde in 1983 op een proefschrift over begrafenisrituelen bij de oostelijke en zuidelijke Slaven. In 2003 werd haar een eredoctoraat in de theologie toegekend aan de universiteit van Minsk en in 2008 verscheen haar omvangrijkste academische prestatie tot op heden, het Woordenboek van moeilijke woorden in de liturgie: Kerkslavische-Russische paroniemen.
Hoewel het tot 1989 zou duren voor ze haar gedichten officieel gepubliceerd zag op Russische bodem, kon Sedakova al sedert de jaren zeventig rekenen op een trouwe schare toehoorders in de kringen van de zogenaamde вторая культура (‘tweede cultuur’, of‘samizdatcultuur’), die vooral in Petersburg hechte genootschappen vormde. Zo verscheen haar werk in het underground-tijdschrift 37 (genoemd naar het nummer van de woning waar de dichters elkaar ontmoetten), waarin ook generatiegenoten als Ivan Zjdanov, Jelena Sjvarts, Dmitri Prigov en de op dit adres residerende Viktor Krivoelin publiceerden. Sedakova zou tweemaal debuteren: haar samizdat-bundel Poorten. Ramen. Bogen verscheen in 1986 bij YMCA-Press in Parijs, en vier jaar later zag haar eerste ‘Russische’ titel het daglicht: Chinese reis. Omstreeks die tijd brak een periode aan van intensief reizen naar West-Europa en de VS, waar ze gastcolleges en lezingen verzorgde en een vaste gast werd op poëziefestivals en conferenties.
In 2011 werd het grootste deel van haar oeuvre vierdelig gebundeld (Gedichten, Vertalingen, Poëtica, Moralia). De laatste twee delen bevatten essays, interviews en voordrachten over poëzie en literatuur. De invalshoeken in deze teksten zijn legio en reiken van prosodie en verstechniek, literatuurgeschiedenis en -kritiek, literaire portretten en hommages tot ethische en metafysische kwesties. Zelf houdt Sedakova het meest van de koepelterm ‘Geisteswissenschaft’. Niet opgenomen in deze fraai uitgegeven deeltjes zijn haar verhalende proza, teksten voor kinderen en het reeds genoemde woordenboek, evenmin als de
talrijke publicaties over de Oudrussische letteren.
Wat de inhoud van het tweede deel betreft: Sedakova vertaalde delen uit het Nieuwe Testament en onder meer poëzie van Horatius, Petrarca, Ronsard, Hölderlin, Hugo, Nerval, Mallarmé, Eluard, Jaccottet, Pound, Eliot, Celan, Rilke en Dante – omwille van deze laatste twee heeft ze zelfs Duits en Italiaans geleerd. Hoewel een groot deel van deze vertalingen nu toch in drukvorm is verschenen, beoefende ze deze intensieve – en mogelijk beste – vorm van ‘lectuur in een vreemde taal’ initieel voor eigen plezier. Delen van haar eigen werk zijn intussen beschikbaar in meer dan tien talen.
Olga Sedakova is laureaat van ondermeer de Vladimir Solovjovprijs (Vaticaan, 1995) en de Solzjenitsynprijs (Moskou, 2003) en in 2012 werd ze onderscheiden als Officier d’Ordre des Arts et des Lettres de la République Franaise. Haar teksten werden op muziek gezet door componisten als Valentin Silvestrov en Aleksander Voestin, met wie ze nauw bevriend is.
Wie de gedichten van Olga Sedakova leest, betreedt een wereld die veel weg heeft van een koel voorportaal waar de chaos en de hitte van de stad bijna niet lijken door te dringen. Veel verzen baden in een paradoxale, raadselachtige helderheid, zonder evenwel ooit echt hermetisch aan te doen. Daarvoor wordt de lezer te vaak geduid op het belang van zijn eigen aanwezigheid in het gedicht, en de stem die aan het woord is, lijkt zich ervan bewust te zijn dat zijn bestaan voor een deel samenhangt met de welwillendheid van de lezer, die optreedt als een zingevende gespreksgenoot. Maar er is nog een ‘afhankelijkheidsfactor’: vaak lijkt er bij Sedakova nog iemand anders aan het woord, een derde entiteit die zich tegelijk openbaart en verhult in de woorden op het blad. De toon verhevigt op plaatsen waar de identiteit van de sprekende instantie hierdoor in het gedrang komt en dreigt te vervagen, en ook de lezer zelf wordt uitgedaagd om steeds nieuwe rollen aan te nemen, om zich ‘van zijn vertrouwde ik los te lezen’ en zich samen met de spreker in een nieuwe werkelijkheid ‘in te lezen’.
Deze werkelijkheid is van een zinderende tastbaarheid en absoluutheid en houdt zich lichtjaren ver verwijderd van de geconstrueerde platformen zoals we die kennen uit het Russische postmodernisme en Moskouse Conceptualisme. De poëticale stromingen waarbij het werk van Sedakova het vaakst wordt ondergebracht zijn de post-Brodskydichters, het metarealisme en het (zoveelste) neoclassicisme. Hoewel er voor elk van deze groeperingen iets te zeggen valt, onttrekt dit eigenzinnige oeuvre zich uiteindelijk toch aan iedere poging tot classificatie. Het is misschien eerder buitentijds dan tijdloos, klassiek maar avontuurlijk, orthodox en oecumenisch, ernstig en vederlicht, rijk maar ontdaan van iedere opzichtigheid en voortdurend verwonderd en wijs.
Deze bloemlezing is slechts ten dele chronologisch opgezet, en opent met twee volledige cycli. De titelreeks Chinese reis geeft in achttien steeds pregnantere en vormvastere gedichten taferelen weer die onwillekeurig doen denken aan oosterse pentekeningen en er de contemplatieve sfeer van evoceren: ‘Groot is de tekenaar die geen plicht kent / dan de plicht van zijn spelend penseel: (...) met één haal, met alleen zachtheid, / met verrukking, met verwarring alleen / dringt hij in de onsterfelijkheid zelf– / zodat de onsterfelijkheid nu met hem speelt.' Tegelijk bevatten vele verzen verwijzingen naar de Russische volkscultuur, of roepen ze beelden van andere Russische dichters in herinnering. Zo bevatten gedichten 4 en 5 van deze cyclus met de woorden bijen, losgemaakte boot, vreugde, zon een ‘verstrooide’ verwijzing naar het bekende gedicht van Osip Mandelstam ‘Возьми на радость из моих ладоней’ (‘Neem ter verblijding uit mijn handen’). Toch is het zo dat Sedakova de ‘vreemde’ motieven – afkomstig uit de Bijbel, schilderijen, of van Russische denkers en dichters – meestal heel wat implicieter, onmerkbaar haast, in haar teksten verweeft.
Na de ‘antieke’ cyclus Stéles en inscripties volgt het derde en laatste deel van de bundel met een ruime, chronologisch geordende keuze uit het werk van 1972 tot het eerste decennium van de huidige eeuw. We zien geen reden om te verzwijgen dat we ons bij de keuze van de gedichten bovenal hebben laten leiden door onze eigen smaak. Toch geloven we – gezien de keuzemogelijkheid uit meer dan dertig jaar dichterschap en de grote variëteit in dichtvormen – de Nederlandstalige lezer een representatief overzicht te bieden van Sedakova’s kunnen.
Wie Russisch leest, zal bij vergelijking van origineel en vertaling merken dat we voor deze bundel verscheidene vertaalstrategieën hebben uitgetest, want slechts een klein deel van de gedichten is in vrije verzen geschreven en overeenkomstig vertaald. Veel gedichten zijn vormelijk heelhuids aan de overkant geraakt – gelukkig maar. Waar we het eindrijm – in het Nederlands vaak klankrijm – niet hebben bewaard, lieten we ons op sleeptouw nemen door het metrum. Deze situatie komt veel vaker voor dan andersom, omdat ons de voorbije twee jaren meer dan eens duidelijk is geworden dat een berijmde vertaling in het Nederlands meer kan verliezen in ‘toon’ dan dat ze wint in klank. Russisch is nu eenmaal een veel rijmbestendigere taal dan de onze.
Tot slot richten we graag een woord van oprechte dank aan prof. dr. Thomas Langerak van de Universiteit Gent en het Gentse Collectief van Poëzievertalers, en wel om twee redenen. Beide ondergetekenden maakten kennis met Olga Sedakova toen we als leden van het Collectief in 2005 de bundel voorbereidden die zou verschijnen in het kader van het Europalia Ruslandfestival: De taal vervoert de dichter heel ver weg (Gent, 2006).
Naast Sedakova’s gedichten verscheen hierin werk van Dmitri Prigov, Vera Pavlova, Jelena Fanajlova en Jevgeni Boenimovitsj. We zijn ze ook dankbaar omdat we twee vertalingen uit die bloemlezing mochten overnemen voor de huidige publicatie, ‘De engel van Reims’ en ‘Sant’Alessio. Roma’.
Verder zijn we dank verschuldigd aan prof. dr. Oleksiy Yudin (eveneens UGent) voor enkele tips en originele visies, aan onze redacteur prof. dr. Willem G. Weststeijn (Universiteit van Amsterdam) voor enkele elegante oplossingen, en ten slotte aan de dichter zelf: zonder haar gulle medewerking zou deze bundel niet tot stand zijn gekomen.
Alexandre Popowycz en Hubert De Vogelaere,
Kinshasa – Gent, december 2014
* Uit het interview met A. Galperina Ольга Седакова: «Не хочу успеха, и не боюсь провала» (Olga Sedakova: ‘Ik wil geen succes, en ik vrees geen val’), 17.02.2013 – http://www.pravmir.ru/olga-sedakova-ne- xochu-uspexa-i-ne-boyus-provala/ – geconsulteerd op 23 nov. 2014. |